Ben je vóór 1 januari 1998 uit dienst gegaan? Dan geldt voor jou Pensioenreglement 1973.
De belangrijkste kenmerken van Pensioenreglement 1973 zijn:
- Ouderdomspensioen gaat standaard in op 65 jaar (1e dag van de maand waarin je 65 jaar wordt).
- Eerder met pensioen gaan is mogelijk vanaf 57,5 jaar.
- Je hebt geen mogelijkheid om partnerpensioen in te ruilen voor meer ouderdomspensioen.
- Het partnerpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen.
- Er is in deze pensioenregeling geen partnerpensioen voor ongehuwd samenwonenden.
- Elk kind heeft recht op een wezenpensioen dat 10% van het ouderdomspensioen bedraagt. Bij meer dan vijf kinderen is de maximale uitkering 50% (5 maal 10%) van het ouderdomspensioen gelijk verdeeld over alle kinderen. Kinderen hebben tot hun 19e recht op wezenpensioen. Kinderen die studeren of arbeidsongeschikt zijn hebben tot hun 27e recht op wezenpensioen.
- Er is geen mogelijkheid voor een variabele (hoog-laag of laag-hoog) uitkering van het pensioen.
- Deze regeling heeft een alleenstaandenpensioen.
- De pensioenen zijn opgebouwd op basis van een eindloonregeling.
- Na pensioeningang kunnen de pensioenen, afhankelijk van de financiële positie van het fonds, jaarlijks per 1 juli worden verhoogd met de prijsstijging. Dit is vastgelegd in de voorwaardelijke toeslagregeling voor oud-deelnemers zoals opgenomen in Pensioenreglement 2014.
Wil je precies weten wat je regeling inhoudt? Lees dan het volledige Pensioenreglement 1973.